Humalog.

De werkzame stof in Humalog is 'kortwerkende insuline'.
Insuline is sinds 1926 internationaal op de markt.
Het is op recept verkrijgbaar als kortwerkende, middellangwerkende, een combinatie van kort- en middellangwerkende en als combinatie van middellang- met langwerkende insuline.

Kortwerkende insuline is verkrijgbaar onder de merknamen:

  • Actrapid
  • Humalog
  • Humuline Regular
  • Insuman Infusat
  • Insuman Rapid
  • Novorapid
  • Velosulin.

    Middellangwerkende insuline is te verkrijgen onder de merknamen:

  • Humuline NPH
  • Insulatard
  • Insuman Basal.

    Langwerkende insuline is te verkrijgen onder de merknaam:

  • Lantus.

    De combinatie van kort- en middellangwerkende insuline is op de markt onder de merknamen:

  • Humuline
  • Humalog Mix
  • Insuman Comb
  • Mixtard
  • Novomix.

    De combinatie van middellang- en langwerkende insuline is verkrijgbaar onder de merknaam:

  • Monotard.

    Wat doet dit middel en waarbij wordt het gebruikt?

    Insuline is een injectiemiddel voor mensen met diabetes die zelf geen of onvoldoende insuline aanmaken.
    Er zijn veel verschillende soorten insuline verkrijgbaar: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan.
    Artsen schrijven het voor bij diabetes mellitus.

    Diabetes mellitus
    Diabetes mellitus (suikerziekte) ontstaat als het lichaam niet meer in staat is om suikers (koolhydraten) uit de voeding op natuurlijke wijze om te zetten in energie.
    Het hormoon insuline is verantwoordelijk voor die omzetting.
    Insuline wordt in de alvleesklier aangemaakt.
    Bij mensen met diabetes produceert de alvleesklier te weinig insuline.
    Het gevolg is dat de suikers in het bloed niet worden opgenomen in de cellen om omgezet te worden in energie.
    Er blijven te veel suikers achter in het bloed, met andere woorden het bloedsuikergehalte (ook wel bloedsuikerspiegel, bloedglucosespiegel of bloedsuiker genoemd) blijft te hoog.
    Dat uit zich in dorst, veel drinken en vaak plassen, moeheid en lusteloosheid.
    Omdat het lichaam toch ergens energie vandaan moet halen, gaat het vet verbranden.
    Dit leidt tot gewichtsverlies en een acetongeur.

  • Diabetes wordt onderverdeeld in twee soorten:
    type 1
    type 2.

  • Bij type 2 maakt het lichaam nog wel insuline, maar te weinig, of de eigen insuline heeft zijn effect (grotendeels) verloren.
  • Bij type 1 maakt het lichaam (vrijwel) geen insuline aan; dan moet men kunstmatige insuline inspuiten.
    Type-1-diabetes heet daarom ook wel insulineafhankelijke diabetes.
    De oorzaak is een slecht functionerende alvleesklier.
    Door een storing maakt deze klier geen insuline aan.
    Door het kunstmatig toedienen van de juiste hoeveelheid insuline gaat het lichaam weer normaal functioneren.
    Toedienen kan met behulp van een injectiespuit, een insulinepen of een insulinepompje.
    Een kortwerkende insuline verlaagt de bloedsuiker al na dertig minuten; de werking houdt vier tot twaalf uur aan.
    De middellange soorten werken na ongeveer 1,5 uur en werken maximaal 24 uur.

  • Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline gaat werken:
    buik (snel)
    bovenarm (normaal)
    bovenbeen (langzaam)
    bil (langzaam).

    Op welke bijwerkingen moet ik letten?

    Bijwerkingen hebben meestal te maken met onder­ of overdosering.
    Te hoog bloedglucosegehalte.
    Spuit u te weinig insuline, dan wordt uw bloedglucosegehalte te hoog (hyperglykemie).

    De kenmerken van een te hoog bloedglucosegehalte (meer dan tien mmol/l) zijn:

  • vaak plassen
  • veel drinken
  • dorst
  • droge tong
  • vermoeidheid
  • slaperigheid.

    Te laag bloedglucosegehalte.
    Spuit u te veel dan wordt uw bloedglucosegehalte te laag (hypoglykemie).
    Een te laag bloedsuikergehalte kan ook het gevolg zijn van grote lichamelijke inspanning, te weinig eten, te laat eten of het spuiten van insuline in een ander lichaamsdeel dan normaal.
    Bijvoorbeeld buik in plaats van bil; de insuline wordt dan te snel opgenomen en uw bloedsuiker daalt sneller dan normaal.

    De kenmerken van een te laag bloedglucosegehalte (minder dan drie mmol/l) zijn:

  • honger
  • bleekheid
  • beven
  • zweten
  • wisselend humeur
  • vermoeidheid
  • duizeligheid
  • hoofdpijn.

    Meet dagelijks uw bloedglucosegehalte.

  • De normale waarde is vier tot tien mmol per liter.
    Als u uw insuline altijd goed verdraagt en toch plotseling last krijgt van een te hoge of te lage bloedsuiker, dan is het raadzaam uw arts of apotheker te raadplegen.
    Vooral de hypoglykemie (te laag bloedsuiker) moet goed worden behandeld omdat u anders uw bewustzijn kunt verliezen.
    Allergische reacties zijn mogelijk door de insuline of door bepaalde toevoegingen (onder andere conserveermiddel).
    Vroeger gebruikte men dierlijke insuline dat nogal eens allergische reacties veroorzaakte.
    Tegenwoordig is men in staat 'humane' insuline in het laboratorium te maken.
    Deze insuline lijkt sprekend op het menselijke insuline, zodat allergische reacties (meestal) achterwege blijven.

    Heeft dit middel een wisselwerking met andere medicijnen?

    De medicijnen waarmee de belangrijkste wisselwerkingen zijn:

  • bètablokkers, dit zijn hart-vaatmiddelen die worden gebruikt bij hoge bloeddruk, hartkramp, hartritmestoornissen en migraine.
    Bijvoorbeeld atenolol, metoprolol, propranolol en sotalol.
    Ook bevinden zich bètablokkers in sommige oogdruppels tegen verhoogde oogboldruk, bijvoorbeeld timolol.
    Wanneer u een bètablokker gebruikt, voelt u minder snel dat u een 'hypo' heeft.
    Dat komt omdat de bètablokker de waarschuwende signalen zoals trillen en hartkloppingen onderdrukt.
    Andere verschijnselen, zoals zweten, wazig zien en hongergevoel verdwijnen niet.
    Let daarom extra op deze laatste verschijnselen.

    Als ik dit middel gebruik, mag ik dan...

    autorijden?
    U kunt door diabetes een 'hypo' krijgen.
    U bent dan onder andere verward en duizelig.
    Dit kan uw rijvaardigheid beïnvloeden.
    Let daarom goed op de verschijnselen van een 'hypo' en rijd in dat geval niet, maar wacht tot u ervan hersteld bent.
    Bevorder dit door iets te eten of te drinken, bijvoorbeeld enkele suikerklontjes.

    alcohol drinken?
    Alcohol kan een 'hypo' veroorzaken.
    Probeer het drinken van alcohol eerst met mate uit.
    U kunt dan zelf inschatten of u er veel last van krijgt.
    Als algemene richtlijn geldt voor mannen maximaal drie glazen per dag en vrouwen maximaal twee glazen.
    Drink de alcohol wel op een gevulde maag, anders is het effect op het bloedglucosegehalte te sterk.

    alles eten?
    U zult in de gaten moeten houden wat en hoeveel u eet, om daar de hoeveelheid insuline op aan te kunnen passen.
    Raadpleeg eventueel een diëtist.

    Kan ik dit middel gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

    Zwangerschap
    U kunt dit middel veilig gebruiken.
    Het wordt al jarenlang gebruikt door zwangere vrouwen zonder nadelige gevolgen voor het kind.
    Wel moet u onder strikte controle blijven en uw insuline stipt volgens voorschrift gebruiken.
    Uw insulinebehoefte wisselt namelijk erg sterk tijdens de zwangerschap en een slecht gereguleerde diabetes kan wel schadelijk zijn voor de groei en ontwikkeling van uw kind!
    Waarschuw daarom uw arts zodra u zwanger bent, of dit binnenkort wilt worden.

    Borstvoeding
    U kunt veilig borstvoeding geven.
    Dit middel komt niet in de moedermelk terecht.

    Hoe moet ik dit middel gebruiken?

    Als u voor het eerst insuline gaat gebruiken, zal uw arts of diabetesverpleegkundige u instellen op insuline.
    Dat wil zeggen dat de voor u optimale dosering wordt vastgesteld naar aanleiding van een aantal metingen.
    Voor insuline bestaat namelijk geen standaarddosering, iedereen reageert er anders op.
    De dosering wordt dus individueel (op maat) bepaald.
    Het is van belang dat u zich tijdens de beginperiode strikt aan het voorgeschreven doseringsschema houdt, anders is het resultaat niet goed te beoordelen.

    Hoe?
    Het beste kunt u regelmatig van spuitplek wisselen.
    Spuit u vaak in dezelfde huidplek, dan kan op die plek het onderhuidse vet sterk slinken of juist toenemen.
    Zo kan de huid bobbelig worden.
    Het is van belang dat u op ieder spuittijdstip van de dag in hetzelfde lichaamsdeel spuit (wel telkens op een andere plek).
    Dus als u 's ochtends altijd in de bil spuit, kiest u telkens een andere plek op de bil, maar u wisselt 's ochtends niet tussen bijvoorbeeld bil en buik.
    Dit is omdat de snelheid waarmee de insuline in het lichaam wordt opgenomen in sterke mate afhangt van het ingespoten lichaamsdeel: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).

    Wanneer?
    Van uw arts of diabetesverpleegkundige heeft u een schema gekregen.
    Volgt u dit schema stipt op, het is precies op uw insulinebehoefte toegesneden.
    De twee meest gehanteerde schema's zijn de volgende.

  • Tweemaal per dag:
    een combinatie van een kort- en een middellangwerkende insuline, die u inspuit vóór het ontbijt en vóór het avondeten.
  • Viermaal per dag:
    driemaal per dag vóór de maaltijd een kortwerkende insuline en eenmaal vóór de nacht een middellangwerkende insuline.

    Hoe lang?
    U zult uw hele leven insuline moeten gebruiken.

    Wat moet ik doen als ik een dosis ben vergeten?

    Wanneer u een dosis bent vergeten, merkt u dat snel: u krijgt last van de verschijnselen van een te hoog bloedglucosegehalte.
    Het is dan noodzakelijk om zo spoedig mogelijk alsnog wat insuline in te spuiten.
    Als u daar zelf niet meer toe in staat bent, vraag dan hulp van iemand in uw naaste omgeving of van uw arts.

    Kan ik zomaar met dit middel stoppen?

    Het is levensgevaarlijk om zo maar te stoppen met insuline.
    Als u veel hinder ondervindt van bijwerkingen van uw huidige insuline, is het raadzaam dit aan uw arts en/of apotheker te melden.
    Mogelijk kunt u in overleg voor een andere insuline kiezen, die beter aansluit bij uw insulinebehoefte.


  • Textur