Mijn verhaal. Geschreven door Adelheid.
Op 4 januari deed ik een ritje te paard in een manege.
Halverwege de rit kreeg ik heel erge rugpijn. Toen ik naar de huisarts
ging met deze rugpijn, vermoedde hij een ontstoken wervel of misschien
wel een wervelindeuking, dus zond hij me naar RX voor foto's. Toen ik
met de foto's terug op consultatie ging, was het vrij duidelijk dat er
twee wervels voor meer dan een 3de ingedeukt waren. Wat ook uit de foto's
naar voor kwam was dat mijn bot een vrij osteoporotisc uiterlijk had.
Met wat pijnstillers en een paar weken rust werd ik
naar huis gestuurd. Een tijd later zouden een botdensitometrie plaatsvinden.
Lang wilde ik echter niet wachten met het nemen van
medicijnen tegen osteoporose. Het kon alleen maar slechter worden. Ik
maakte dan ook een afspraak bij een orthopedist in het plaatselijke ziekenhuis.
Die zorgde voor een botdensitometrie (botdensiteitsmeting), een botscan
en een uitgebreid bloedonderzoek. De resultaten waren duidelijk. Het officiële
verdict osteoporose was gevallen. De waarden van de densitometrie van
mijn lumbale rugwervels bedroegen -2,2. Die van mijn heup waren slechter
nl. -2,6. Uit de botscan bleek dat slechts één wervel recent was ingezakt.
De andere moest al eerder ingezakt zijn. Uit het bloedonderzoek kwam niks
naar voren.
Ik werd doorgestuurd naar interne geneeskunde. Daar
werden nog meer bloedonderzoeken uitgevoerd en ook een uitgebreid urineonderzoek.
Veel kwam daar niet uit. Heel misschien had ik een vorm van glutenintolerantie,
daar bepaalde waarden wel in die richting wezen, maar andere net in tegengestelde
richting.
Om dit uit te sluiten moest er een maagonderzoek met
biopsie gebeuren, door nog een andere arts. Dat zag ik helemaal niet zitten. Toen de pijn na maanden nog steeds heel aanwezig was
in mijn leven, vond ik dat ik maar weer eens naar de orthopedist moest.
Na een kort gesprek zei ze: "Eigenlijk kan het niet dat je nog pijn hebt.
Die wervels genezen in 4 tot 6 weken."
Ik voelde het toch. Na wat heen en weer gepraat besloot
ze toch eens naar mijn rug te kijken. Toen ze langs alle kanten duwde
en sloeg, bleek ze er toch wel van overtuigd dat ik nog steeds heel wat
pijn had. Ze schreef me voor 6 tot 8 weken een driepuntscorset voor.
Ik kan niet zeggen dat dat corset de pijn wegnam, maar
het zorgde toch minstens voor een beetje steun tijdens het rechtop zijn.
Een zestal weken later waren mijn pijnstillers uit en
kwam de pijn weer erger opzetten. Het was echter wel draaglijk. Dus ik
hield vol.
Op 22 mei 2003 werd de pijn serieus erger. Hoewel ik
geen dokterstype ben, werd het toch weer tijd om nog maar eens bij een
arts aan te kloppen. De dag erna zat ik bij de huisarts. Die vond dat
het maar beter was om nog eens foto's te laten nemen. Voornamelijk omdat
ik pijn had een stuk lager dan waar de eerste wervels ingezakt waren en
ook ter hoogte van mijn nek. Er werden foto's genomen van mijn dorsale
en lumbale wervels. Daaruit bleek dat er nog een wervel ingezakt was.
Geen wonder dat ik weer zoveel pijn had.
Ik kreeg opnieuw pijnstillers. De arts zei dat ik waarschijnlijk
gewoon volledig door mijn rug ga en dat er niks is dat ze eraan kunnen
doen. Dat is schrikken op zo'n moment, hoor.
Op 5 juni 2003 had ik een afspraak in het UZ in Gent
op de dienst "Osteoporose en botziekten". Ik hoop dat ze daar wel iets
kunnen doen.
Toen ik op 5 juni het UZ op zocht, schrok ik over de
omvang van dit ziekenhuis. Het lijkt veel meer op een dorp dan op een
ziekenhuis. Gelukkig hadden we onmiddellijk het goeie gebouw te pakken
(K12). Daar moesten we een nummertje nemen en wachten tot we aan de beurt
waren. Het deed me denken aan de slager bij ons thuis, maar dan veel groter.
Er stonden wel 5 rijen van 25 stoelen achter elkaar en ongeveer 10 loketten,
denk ik zo. Ik heb er niet speciaal op gelet, daar ik toch wel wat zenuwachtig
was voor de afspraak die ik had met Dr. Smierczak, Endocrinoloog. Ik was
goed op tijd, iets te vroeg zelfs, maar dat is altijd beter dan te laat.
Na zeker anderhalf uur wachten, werd mijn naam genoemd, maar een vrouw
ging rechtop staan en vroeg wanneer zij aan de beurt was. De dokter antwoordde
haar dat ze bij zijn collega een afspraak had. Maar prompt daarop vroeg
ze of ze niet bij hem terecht kon en dat kon... Ik bleef zitten op de
slechte stoelen in de wachtzaal van endocrinologie.
Toen ik eindelijk aan de beurt was, leerde ik weinig
of niks bij. Dr. Smierczak sprak gebroken, maar toch heel goed begrijpbaar
nederlands. Hij legde mij uit dat het absoluut niet normaal was dat je
op 28-jarige leeftijd al osteoporose hebt. Dat in 50% van de gevallen
ook een oorzaak te vinden was, waar een behoorlijk deel van behandeld
kon worden. Dat het goed was dat ik naar het UZ gekomen was.
De eerste stap naar het zoeken van de oorzaak was het
opnieuw doen van de bloed- en urine-onderzoeken die ze in Roeselare reeds
hadden gedaan, want, zo zei hij, dergelijke uitzonderlijke onderzoeken
durven wel eens mis te gaan.
Ik mocht terug huiswaarts keren met twee plastiek bidons
voor een 48-uurs-urineinzameling, een afspraak voor de week erna voor
bloedonderzoeken en nog een afspraak voor 3 juli om de resultaten van
de onderzoeken te bespreken.
Ik wist nog niets meer en het zou nog minstens 4 weken
duren alvorens ik meer wist.
3 juli. Het was grauw, grijs en vochtig weer. 's Namiddags
half vijf, terug nummertje trekken en wachten. Naar het loket gaan als
mijn nummertje en het nummer van het loket verscheen op het zwarte scherm
dat midden de zaal stond opgesteld. En dan terug naar de wachtzaal van
endocrinologie. Het was er druk, drukker dan de vorige keer. Dat betekende
dus lang wachten. En weer zenuwachtig natuurlijk. Als de onderzoeken nog
richting coeliakie (glutenintolerantie) wezen, dan zou er een bioptje
van mijn twaalfvingerige darm genomen worden. Daar had ik niet echt zin
in. Maar de vrees was ongegrond. Deze keer kwam er zelfs niet gedeeltelijk
het idee van glutenintolerantie uit. Mijn bloed- en urineonderzoeken waren
compleet normaal. Gezond dus...
Deze keer was er een student bij de consultatie aanwezig.
Ik vroeg nogmaals hoe het verder ging met de pijn, want dat die nog altijd
heel hardnekkig aanwezig was. Dr. Smierczak verzekerde mij er van dat
de pijn zeker zou over gaan, maar dat het wel een tijdje kon duren. Pijnstillers
nemen was de boodschap. Niet te veel, maar ik hoefde geen pijn te verdragen.
Ach ja...
Ik wilde vooral weten 'wanneer' de pijn over zou gaan.
Daar kon hij mij geen uitsluitsel over geven.
Ik wist dus eigenlijk nog steeds niks meer. Ik verslind
alles wat er te vinden is op internet of in de bibliotheek over osteoporose.
Als een arts je niets meer vertelt, dan wat je zelf al gelezen hebt, dan
stel je jezelf wel eens vragen. Maar we zijn er nog niet (bijlange niet,
heb ik de indruk).
Na het nogmaals uitpluizen van mijn dossier, vindt hij
het toch maar vreemd dat ik met niet zo'n heel slechte botwaarden toch
spontane wervelindeukingen oploop. Hij kijkt me in de ogen en bedenkt
dat mijn oogwit toch nogal blauwig uitslaat. Lachend merk ik op dat het
buiten nogal grauwig is en dat het misschien de grauwe lucht is die weerkaatst
in mijn ogen.
Hij denkt dat ik misschien wel een heel lichte vorm
van Osteogenesis Imperfecta (OI) heb. Ja, denk ik, daar heb ik ook over
gelezen op internet. Niet genoeg natuurlijk, want wie dacht nu dat het
dat zou kunnen zijn. Om uitsluitsel hierover te krijgen, moet er genetisch
onderzoek volgen. Leuk, denk ik, hoe lang gaat dit duren?
'Lang', krijg ik al kort daarna te horen. Ik krijg een
verwijsbriefje en 's anderendaags moet ik bellen voor een afspraak. Die
mannen werken daar nooit langer dan tot 17 uur en alleen op kantooruren.
De onderzoeken zijn ook geen zaken van leven of dood, dus ze zijn hoegenaamd
niet gehaast. Als ik er al binnen raak, dan duurt het onderzoek nog wel
een hele tijd. Hij wil me sowieso binnen 10 weken terug zien.
's Anderendaags bel ik voor de afspraken. Voor het genetisch
onderzoek kan ik een afspraak versieren voor 4 september. De week erna
mag ik terug naar endocrinologie.
Het internet heb ik al afgeschuimd naar alle mogelijke
informatie over OI. Het lijkt mij niet onmogelijk dat ik deze genetisch
afwijking heb. Ik weet niks met zekerheid. Een feit is dat ik er intussen
al weer heel wat meer vanaf weet. Ik word een medische encyclopedie, maar
niet op de manier zoals ik het had gewild. Als het genetisch onderzoek
op niets uitloopt, gaat de onderzoeksmallemolen gewoon door. Beenmergpunctie...
Botpunctie...
Stilletjes hoop ik dat ik dit jaar nog iets te weten
kom.
Het lijkt erop dat het niet zo zal zijn. Om 10u30 werd
ik verwacht in het gebouw van genetica. Na het afgeven van mijn verwijsbriefje
wordt ook op deze afdeling een dossier van mij aangemaakt. Na een korte
wachttijd in de wachtzaal komt een vrouwelijke dokter me roepen. We gaan
met haar mee een klein ouderwets kantoor binnen. Daar legt ze me uit wat
Osteogenesis Imperfecta is (een erfelijke aandoening waarbij het collageen
en/of de productie van collageen afwijkend is), hoe je het krijgt (de
aandoening is dominant erfelijk, dus je erft het in directe mate van je
ouders, in het andere geval onstaat het door mutatie van de genen), hoe
ze onderzoeken of je het hebt (d.m.v. een biochemisch onderzoek: een huidbiopt
die ze op kweek zetten en waarin ze het collageen onderzoeken en daarna
genetisch onderzoek).
Ze stelt mijn stamboom samen, bekijkt mijn huid, ogen
en tanden. Ze legt uit dat het biochemisch onderzoek 2 tot 3 maand kan
duren en het genetisch onderzoek dat er eventueel op volgt ongeveer even
lang. Ze overlegt met mij en met haar collega 's of het onderzoek zinvol
dan wel nodig is.
We besluiten het te doen.
Ze belt dermatologie op om te vragen wanneer ze een
huidbioptie kunnen doen. Niet in de voormiddag horen we al snel, ook niet
heel vroeg in de namiddag, maar om kwart voor drie kunnen ze me daar ontvangen.
We gaan akkoord.
Als we tegen kerstmis nog niks van haar gehoord hebben,
mag ik haar opbellen, besluit ze.
's Middags gaan we iets eten in de pizza-hut. Even genieten
van de tijd samen. Niet te veel nadenken, gezellig eten. Omstreeks half
twee zijn we terug op het terrein van het universitair ziekenhuis van
Gent. We gaan wat op een grasveld liggen vlak in de buurt van het gebouw
van dermatologie.
Kwart over twee gaan we het gebouw van dermatologie
binnen. De ervaring leert mij dat een dossier aanmaken ook al snel een
kwartiertje in beslag neemt op sommige diensten.
Wat een vreemd gebouw is dit. De deuren zijn afgerond
als waren het sluizen in duikboten. Er wordt inderdaad terug een nieuw
dossier opgemaakt. Maar het gaat snel. We zitten amper in de wachtzaal
of iemand komt ons halen.
Ze stelt zich voor als zijnde een stageaire en vraagt
waarvoor we precies komen. Ik geef een bondige uitleg en ze wijst ons
de weg naar een kamertje waar ze de bioptie zullen doen.
Terwijl ik op een ouderwetse smalle onderzoekstafel
lig, gaat ze de dokter roepen. Een dik halfuur later ben ik een stukje
huid armer en een drie draadjes in mijn arm rijker geworden.
Donderdag 11 september, opnieuw een afspraak met mijn
endocrinoloog in Gent. We gaan omstreeks kwart voor drie in de wachtzaal
van het onthaal zitten (voor een afspraak om tien voor drie). Het was
niet evident een parkeerplaatsje te vinden op het terrein van het UZ.
Het is druk vandaag. Ook in de wachtzaal van het onthaal is het druk.
Ons nummer komt rond kwart over drie aan de beurt. We zijn een beetje
te laat op endocrinologie, maar dat lijkt niet zo erg te zijn. Integendeel,
we zijn vrijwel onmiddellijk aan de beurt.
De verpleegster schrijft onmiddellijk de visite en we
wachten even op de dokter. Ik heb foto 's van mijn rug mee die ik zaterdag
heb laten maken. Er blijken intussen al vijf wervels ingezakt te zijn.
Omdat het zo snel lijkt te gaan, vindt de arts het beter om maar ineens
alles te onderzoeken.
Ze gaan mij nu ook onderzoeken op stapelingsziekten.
Daarvoor is een beenmergpunctie nodig en een MRI van mijn femur (dijbeen).
Deze onderzoeken zouden zowaar zelfs de laatste zijn. Als hieruit of uit
de huidbioptie niks komt, dan weten ze gewoon de oorzaak niet.
Hij verzekert me dat ze mij toch gaan behandelen, ook
al vinden ze de oorzaak niet. Maar hij kan niet garanderen dat de behandeling
werkt. Soms werkt ze heel goed, maar soms ook weer niet. Ik hoop op het
eerste.
Eerst even wachten op de onderzoeken. Donderdag 18 september
word ik verwacht op de dienst Hematologie voor een beenmergpunctie. Die
zal gebeuren in mijn borstbeen. Helemaal gerust ben ik er niet in.
Achttien september om half twaalf! Met knikkende knieën
naar de de dienst Hematologie voor de beenmergpunctie. Een grote jonge
arts komt me halen. Wat ben ik blij dat mijn lieve echtgenoot aan mijn
zij staat. Ik krijg een korte uitleg. Ze gaan een klein sneetje maken
en dan beenmergpunctie en ook een botpunctie doen. Het zal niet gebeuren
in mijn borstbeen zoals eerder gezegd, maar in mijn bekken aan de linkerkant.
Het is een vrij pijnlijke bedoening, legt de arts me uit.
Ik mag me "in strandpositie" leggen. Dat betekent in
buiklig met mijn hoofd op mijn armen. Het woord strandpositie klinkt nogal
cynisch wetende wat er nu gaat gebeuren. Ze gaan me eerst een inenting
geven tegen de pijn. Ik hoor het kraken wanneer de spuit mijn bot binnendringt.
Dan mag ik een kwartiertje rusten alvorens ze beginnen.
Ik lig absoluut niet makkelijk in buiklig op een harde
onderzoekstafel en hoop dat ze snel beginnen, maar nog meer hoop ik dat
het snel voorbij is. Een verpleegkundige legt alles klaar op een tafel
naast mij. Wijselijk kijk ik de andere kant uit. Mijn man zit in de andere
hoek van het kamertje. Als de verpleegkundige weg is, vraagt hij of dat
gekraak pijnlijk was. En dat was het beslist.
Een kwartiertje later komt de arts weer binnen samen
met de verpleegster. Ze gaan er aan beginnen. Hij maakt een klein sneetje
van ongeveer 1 cm waar ze de punctie gaan doen. Ik voel er niks van. Toch
niet van het sneetje. Maar dan beginnen ze aan de punctie. Omdat ik besef
dat het heel pijnlijk zal worden, bijt ik op mijn tanden en hou ik mijn
ogen dicht. Ik sluit me af van alles wat rond me gebeurt. De arts neemt
een soort kurketrekker en draait die in mijn bot met alle kracht die hij
bezit. Het lijkt alsof een olifant boven op me komt staan. Ik hoor het
constant kraken. De pijn is ondraaglijk. En ik begin te zweten en word
onwel van de pijn. Als ik zeg dat ik onwel wordt, verzekert de arts dat
het geen kwaad kan omdat ik toch al neerlig. Hij bekijkt mijn bleke gezicht
en zegt: "Zal ik even stoppen?" Ik knik van ja, maar als ik merk dat hij
de kurketrekker gewoon laat zitten, heb ik onmiddellijk spijt dat ik dat
gezegd heb. Even later doet hij verder. Als hij midden in het bot is,
verwittigt hij me dat hij nu het beenmerg zal opzuigen. Het zal een scherp
pijnlijk gevoel legt hij mij uit, omdat je uit iets wat reeds vacuum is,
iets wil wegtrekken. Wat hij me vertelt klopt helemaal. Het is inderdaad
een vreselijke scherpe pijn.
Net als ik begin te denken dat ik er van af ben, zegt
hij te beginnen met de botpunctie. Dat moet op een iets andere plaats
dan de beenmergpunctie. De eerste plaats die hij begint is nog veel pijnlijker
en ik zeg het hem. Hij vermoedt dat die plaats niet verdoofd is en probeert
langs de andere kant van de punctie. Het valt nog altijd niet mee, maar
ik besluit op mijn tanden te bijten. Ze moeten een stuk dieper boren nu
want ze moeten dwars door het bot. Het gekraak blijft duren en duren.
Tot hij uiteindelijk zegt dat hij erdoor zit. De pijn zeurt na, maar ik
ben blij dat het gesleur gedaan is.
Ze leggen een dikke prop waten op de plek waar de punctie
en boring gebeurd is. En ik moet in ruglig gaan liggen voor een half uur.
Op de prop. Als ik een kussen vraag omdat volledig platliggen heel pijnlijk
is, blijkt dat niet mogelijk te zijn. Omdat ik blijf aandringen, zijn
ze bereid een handdoek in een rol te draaien. Echter, veel langer dan
20 minuten hou ik het niet uit. Mijn man gaat op zoek naar de verpleegkundige
om te vragen of ik nog niet recht mag. Even later komt ze kijken en ziet
dat het niet meer bloedt, en ik krijg toestemming om te vertrekken. Ik
moet wel nog even langs de bloedafname beneden.
Als ik opsta voelt het heel pijnlijk aan als ik op mijn
linkerbeen steun. Ik vraag de verpleegster hoe lang de pijn zal duren
en of ik morgen gewoon naar de opleiding kan. Geen probleem, zegt ze,
de pijn is niet erger dan van een blauwe plek. In stilte vraag ik mij
af, of ze het zelf al eens meegemaakt heeft. Dit is behoorlijk wat pijnlijker
dan een blauwe plek. Dagen erna mank ik nog steeds.
De verpleegkundigen van de bloedafname zijn een stuk
vriendelijker. Ze zeggen me dat het een klein prikje zal geven, maar ik
vertel hen dat ik dat wel aankan na een beenmergpunctie, en ze begrijpen
me.
Op vrijdag 3 oktober om 8 uur 's morgens in nuchtere
staat, heb ik een afspraak voor een MRI-scan in Gent. Het onderzoek is
niet pijnlijk en duurt een halfuurtje. Na een halfuur in een scanner stil
te hebben gelegen, heb ik natuurlijk wel pijn. Maar eens ik weer even
op de been ben gaat het wel weer.
Twintig dagen later word ik terug verwacht op consultatie
bij Dr. Smierczak, mijn endocrinoloog. Hij zal me de resultaten geven
van de onderzoeken op stapelingsziekten. De MRI-scan was volkomen normaal.
En ook uit de beenmergpunctie is niet veel bizonders naar voor gekomen.
Een oorzaak is er nog steeds niet.
Hij stelt min of meer de diagnose Osteogenesis Imperfecta.
Het onderzoek daarop is echter nog niet afgelopen, maar hij beweert dat
je het ook kan hebben al komt het niet naar voor uit het huidonderzoek.
Hij beslist om toch maar met een behandeling met Aredia-infusen te beginnen.
Het is een behandeling waarbij je driemaandelijk voor enkele uren naar
het ziekenhuis moet voor een Aredia-infuus. Hij kan niet garanderen dat
de behandeling werkt, maar omdat het een behandeling is die zowel wordt
gegeven bij Osteoporose als bij Osteogenesis Imperfecta lijkt het het
hem de beste behandeling die hij me kan geven.
We spreken een datum af voor de eerste behandeling.
Dat is 6 november. Ik moet er omstreeks 14 uur zijn en de infusen lopen
ongeveer twee en half uur. Hebt begint al als ik daar toe kom. Ik moet
terug naar beneden voor de papieren van de hospitalisatieverzekering.
Als ik terug boven kom is er nog steeds geen plaats voor mij. Na een tijd
beslissen ze mij op de dienst ernaast te leggen. Ach ja, mij maakt het
niet zo veel uit. Als de verpleegster komt om het infuus te prikken, zit
ze nogal te knoeien, ze vindt niet onmiddellijk mijn ader en prikt een
draait wat met de naald. Als ze er uiteindelijk inzit, sla ik mijn boek
open en lees ik wat.
Na een paar uur komt mijn echtgenoot en kinderen binnen
die eerst even een bezoekje gebracht hebben aan vrienden. Het infuus is
leeg en er is geen verpleegster of verpleger te bespeuren in de omgeving.
Mijn man moet op zoek... Met een boodschap dat ze in vergadering zitten
en nu niet kunnen komen, komt hij terug. Daar zit ik dan. Natuurlijk laat
hij het er niet bij en gaat op zoek naar iemand anders die mij kan helpen.
Hij klopt aan bij endocrinologie (vlak ernaast) en legt uit wat het probleem
is. De verpleegster daar komt met met plezier verlossen van mijn infuus.
Ik bedank haar en ben blij eindelijk terug naar huis te kunnen.
Omdat niemand er is, moet ik bellen voor een nieuwe
afspraak voor binnen 3 maand. Dat is 5 februari geworden. Eens zien of
het een tweede keer wat vlotter gaat allemaal.
Tussen Kerstdag en Nieuwjaar bel ik naar de dienst Genetica
van het UZ in Gent. De dokter in kwestie is niet aanwezig, maar zal me
morgen terugbellen. En inderdaad, 's anderendaags krijg ik telefoon. De
uitslagen van de onderzoeken van de huisbioptie zijn net binnen. Daaruit
blijkt geen afwijking van het collageen in mijn huid en dus is er ook
geen verder onderzoek naar Osteogenesis Imperfecta nodig.
Ik weet niet of ik hier tevreden of ontevreden over
moet zijn. De pijn is en blijft hardnekkig aanwezig. Ik moet regelmatig
bij mijn huisarts op bezoek voor nieuwe en zwaardere pijnstillers. Ik
kan nog altijd niet wennen aan de situatie.
Ik vraag me af wat de endocrinoloog zal weten op 5 februari,
als ik voor de volgende Aredia-behandeling binnen moet.
Eind januari heb ik het niet meer van de pijn. Ik dus
naar de huisarts. Foto 's wijzen niet op een nieuwe inzakking dus moet
het wat anders zijn. De rugspier die over mijn rechterschouderblad zit
is keihard gespannen en ontstoken. Ik krijg in plaats van gewone pijnstillers
een ontstekingsremmer (Mobic©) en een spierontspanner (Myolastan©). Verder
krijg ik ook een voorschrift voor kinesitherapie mee en de opdracht om
ook nog twee keer per week crawl te gaan zwemmen. Gewone crawl gaat mij
niet goed af, maar rugcrawl kan ik wel. Na twee weken is het ergste leed
geleden en is de ontsteking zo goed als verdwenen.
Op 5 februari omstreeks half één moet ik op Hematologie
zijn.
Een verpleger verwijst me even naar de wachtzaal en
intussen gaat mijn man me gaan inschrijven aan het onthaal. Enkele minuten
later laat de verpleger me in de kamer aan de overkant liggen. Hun afdeling
ligt zoals altijd vol. Dit is al de tweede keer dat ik op een andere kamer
vlieg. Kwaad ben ik er echter niet om. Heerlijk rustig, want ik ben heel
moe door de spierontspanners die ik krijg.
De endocrinoloog komt een babbeltje met me maken. Ik
vertel over de spierontsteking en nog steeds de pijn die ik dagelijks
voel. Hij maakt zich zorgen dat er misschien wel meer aan de hand is en
stelt voor om verder te onderzoeken. Nieuwe foto 's op 10 februari en
ook een nieuw bloedonderzoek om te zien of de Arediabehandeling aanslaat.
Op 17 februari om 7 uur 's morgens mogen ze ook nog
eens een MRI-scan maken, maar nu niet van mijn dijbeen maar van mijn rug.
De arts die de scan doet vraagt mij of hij de thoracale scan naar boven
of naar onder moet afmaken. Gezien ik lumbaal helemaal geen klachten heb,
uitgezonderd dan soms wat spierklachten, stel ik voor om het maar naar
mijn nek uit te werken want daar heb ik ook vaak wat last van. Tegen 8
uur ben ik daar al weer buiten.
Op 4 maart mag ik om de uitslagen. Weer dat wachten,
weer dat ongeduld, en gaan we nu wat meer te weten komen...?
|
Textur |