Rugpijn.

Bijna iedereen heeft wel eens rugpijn.
80% van de werkende bevolking is wel eens thuisgebleven in verband met rugklachten.
Gaat deze pijn niet binnen 4 tot 6 weken over, dan lijkt er sprake te zijn van chronische rugklachten.

Chronische rugklachten belemmeren de patiënt in zijn dagelijks functioneren en in de kwaliteit van leven.
In de Verenigde Staten zijn de kosten ten gevolge van rugklachten een van de hoogste posten op de begroting van de ziektekosten.
Bij het ontstaan van rugklachten is helaas niet te voorspellen of deze chronisch kunnen worden.

Bij iemand met rugklachten moet allereerst een goed onderzoek plaatsvinden.
Het is natuurlijk onzinnig om een patiënt met rugklachten en uitvalsverschijnselen als gevolg van een duidelijk aantoonbare hernia met pijnstillers te behandelen zonder een gedegen onderzoek door een neuroloog.
Pas wanneer is uitgesloten dat de oorzaak van chronische rugklachten te behandelen is, kan een beslissing worden genomen over pijnbehandeling in welke vorm dan ook.
Overleg tussen orthopedisch chirurg, neurochirurg, neuroloog, psycholoog en anesthesioloog is noodzakelijk.

Bij degeneratieve rugklachten is er meestal eerst sprake van een gestoorde functie, gevolgd door een verergering van de pijn en toename van de instabiliteit.
Klachten kunnen verminderen doordat er eventueel opnieuw stabilisatie optreedt.

Oorzaken.

Rugklachten kunnen vele oorzaken hebben:

  • aangeboren afwijkingen
  • ontstekingen
  • tumoren
  • slijtage
  • osteoporose
  • trauma
  • littekenvorming na rugoperaties
  • hart-vaatziekten
  • psychologische problemen.

    Ook kunnen afwijkingen op het gebied van gynaecologie, maagdarmstelsel of urinewegsysteem lage rugklachten veroorzaken.

    Bij het bestaan van chronische rugklachten is een multidisciplinaire benadering van de klachten gewenst.
    Als klachten bijvoorbeeld al meer dan vijf tot tien jaar bestaan, is het niet juist om te denken dat ze zullen verdwijnen met een zenuwblokkade.

    Begeleiding op psychologisch en paramedisch (fysiotherapie, ergotherapie en maatschappelijk werk) gebied is meestal een vereiste.

    Therapie.

    De therapie moet plaatsvinden na nauwkeurig onderzoek.

    In de loop der jaren is men voorzichtiger geworden met operatieve ingrepen, omdat een toenemend aantal mensen na de operatie klachten kreeg ten gevolge van littekenvorming met druk op de uittredende zenuwen.
    Toch kan bij ernstige acute uitvalsverschijnselen een operatie noodzakelijk zijn.

    Behandeling met medicijnen vindt plaats volgens het stappenplan uit het hoofdstuk 'Algemene behandelingsmethoden van pijn'.
    Omdat er vaak ook sprake is van druk op de zenuwen en daardoor neuropathische pijn, is het voorschrijven van antidepressiva, anti-epileptica of spierontspanners gewenst.
    Daarbij moet duidelijk worden gemaakt dat deze middelen worden voorgeschreven om het neurotransmittersysteem te beïnvloeden en niet om depressie of epilepsie te behandelen.

    Bij het voorschrijven van opiaten moet worden nagegaan of er een duidelijke oorzaak van de klachten is aan te wijzen.
    Ook moet worden gecontroleerd of bij het gebruik van opiaten de pijnbestrijding effectief is.
    Zo niet, dan moet deze behandeling gestaakt worden.

    TENS is geschikt voor de behandeling van pijn van neurogene (zenuw-gerelateerde) en myogene (spierweefsel-gerelateerde) aard, zoals bij chronische lage rugpijn.
    Bij neuropathische pijn moet TENS zeker overwogen worden.
    Spinaalwortelletsel kan adequaat met TENS worden behandeld, indien er voldoende prikkelingen (paraesthesieën) tijdens stimulering kunnen worden opgewekt.
    De resultaten van deze behandeling zijn op korte termijn gunstig bij 50-70% van de patiënten met chronische benigne rugpijn.
    Uitvoerige studies van het effect op langere termijn zijn nog schaars.
    De behandeling met TENS is in ieder geval minder succesvol bij slecht te lokaliseren pijn en bij grote spreiding van de pijn.
    Gezien het weinig ingrijpende karakter van deze techniek moet deze vorm van therapie altijd overwogen worden.

    Zenuwblokkades kan men verrichten om diagnostische, prognostische of therapeutische redenen.

    Om te kunnen onderscheiden tussen lokale rugpijn of een op ander niveau gelegen oorzaak van rugpijn kan epiduraalanesthesie worden toegepast.
    Hierbij wordt in de ruimte om het ruggenmerg, de epidurale ruimte, een verdovende vloeistof ingespoten.

    Nadat neurologisch onderzoek is verricht en een operatie is uitgesloten, kan acute heftige pijn in de rug worden verlicht door een continue toediening van plaatselijk verdovende middelen via een katheter die in de epidurale ruimte is ingebracht.
    Een eventuele vicieuze cirkel van pijn, verhoogde spierspanning van de rugspieren en daardoor meer pijn, kan hiermee doorbroken worden.

    Plaatselijke verdoving in combinatie met corticosteroïden worden ook wel in de epiduraalruimte toegediend, maar de resultaten hiervan zijn uiteenlopend.
    Bij een aantal patiënten heeft dit zeker een therapeutisch effect.


    Zenuwblokkade van de grote zenuwbaan ter hoogte van de vijfde lumbale wervel.
    De zenuw is zichtbaar gemaakt met contraststof.

    Sinds 1974 kunnen zenuwen gedeeltelijk uitgeschakeld worden met behulp van radiofrequente stroom via een naaldelektrode.
    Deze RF-laesies worden zodanig uitgevoerd dat het bewegingsapparaat intact blijft en de zenuwen die verantwoordelijk zijn voor de pijngeleiding (selectief) uitgeschakeld worden.
    Rf-laesies kunnen na een succesvolle proefblokkade met een verdovende vloeistof uitgevoerd worden bij de gewrichtjes van de wervelkolom ('facetdenervatie'), de uittredende zenuwbanen ('rhizotomie') of bij het gewricht tussen het heiligbeen en het bekken.


  • Textur